58 OOIEVAAR LEPELAAR.
zige Angélique, nog sterker dan de spaarpot bewaakt — de kasplant, die nooit alleen uit mocht, die zich kleedde in moeder’s kleekamer, terwijl Joséfien ’t met vader af kon — de prachtige meid, die om de veertien dagen de verlokkendste, verrassendste, verdachtste en inderdaad-verbluffendste aanzoeken gekregen had, die met ’n rijken koopman, zelfs met iemand van adel had kunnen trouwen — als vader en moeder gewild hadden (zij, in dat stadium, was bijzaak) — raakte ineens, zonder waarschuwing, zónder dat iemand ’r an gedacht had, zonder ouderlijke toestemming, op ’n v o 11 i g e u r, waarmee ze in tournée waren — smoorlijk verliefd. Ofschoon ’r niet tegen te redeneeren viel, redeneerde het „Keizerlijk-Russisch zang-en-dans-ensemble” zich koppijn, nacht aan nacht, na ’t verstoord souper van goulasch en pekel-komkommer, tot diep in den morgen. Mogelijk zouden moeder’s verbolgenheid, vader’s meelij-opdringende hand ’t van de zieligste menschelijke ziekte gewonnen hebben, had de voltigeur 't Amsterdamsch Russinnetje niet zóó onder de macht van z’n oprechte genegenheid, meerdere beschaving en charmeerend gezicht gekregen, dat-ie ’r op ’n avond den gemeenen streek suggereerde — zulks midden in ’n schitterend engagement — niet op te treden vóór ze toestemming had. Dat was op de Groninger kermis. In de kleekamers van’t „Keizerlijk-Russisch zang-en-dans-ensemble” was ’t onstuimig toegegaan — maar Angélique danste goddelijk, zalig door ’r overwinning. Moeder, kwiek als vóór jaren, toen ze ’r dochters voor ’t Ensemble opfokte, had eindelijk ja gezegd, onder voor waarde dat de voltigeur, dien ze overigens niet kon uitstaan omdat-ie zoo „pettig” dee, z’n voltige-kunstjes met borden, flesschen, ballen, stokken, hooge hoeden, brandende lampen enz. zou