REMBRANDT-BIJDRAGE.. .
horens, schelpen, zeegewassen, reptielen” enz., hebbende gediend voor ’n stil leven, zich geen aardappel als curiosum bevond?
Drie eeuwen schakelen een afstand. Hoe dichter nevel ons van eene generatie, eene periode, eene gemeenschap scheidt — hoe onwerkelijker het leven, 't onnoozelst gebaar, de gezondste verhouding!
De tijdgenooten van den reus hadden 91 normaal recht *m ’n strop om den nek te leggen, 9m te kwellen, op te jagen, fm z’n liefste voorwerpen uit ’t huis te rukken, ’m met vuil te werpen om z’n ongeoorloofdheden — wij, de wij van 1906, schrijven dikke boeken, benoemen eere-doctors, geven ’n verrukkings-schreeuw bij ’t hervinden van ’n ver-loren-geraakt stuk, doorpluizen levens-bijzonder-heidjes.
We zijn dankbaarder, blij-gezinder tegenover 't verleden — misschien kwaadaardiger in 't heden.
Omdat 9t eerste waarlijk aangenamer is, en we, om op het onderwerp terug te komen, van heden-daagsche kunstenaars positief weten dat ze veel verplichting aan aardappelen hadden, hebben, zullen behouden, blijft het voor cultuur-historische onderzoekers van belang en waarde 9t punt dat ik aanroerde nader te ontleden.
In het doen van ’n groot man heeft elke uiterlijke kleinigheid beteekenis. De Engelsche artisten, gewend aan koebeesten van aardappels, de Fransche aan pommes frites, de Belgische aan pataten, de Duitsche aan Kartoffel-salat — de Hollanders besprak ’k zooeven — moeten aan den Aardappel te danken hebben.
Aangezien de kringloop der stof geschiedt, en het tegen alle logica strijdt een dermate integree-rend deel van ’n nationaal bestaan als doelloos of invloedloos te negeeren.