REMBRAND T-BIJDRA GE. 49
vierdaagsche zeeslag in 1666 — enz. enz. — oók Rembrandt’s sterfjaar — oók de bloeiperiode van Koningin Elisabeth met Shakespeare en den be-faamden aardappelimporteur Drake, wiens naam een Nederlandsch Hoogere-Burgerscholier nimmer vergeten kan....
„Nee, meneer,” herhaalde de geniale schilder: „’t is letterlijk onmogelijk!* ....
’t Verschil in meening, op zulk ’n schijnbaar onschuldige wijze ontstaan, woekerde dagen lang als schimmel in de voorraadschuur mijner gedachten. Te deksel, om reis fatsoenlijk te vloeken — nog gansch maagdelijk van Rembrandt-meening in ’t openbaar — geen feestelijk proza beklonken — geen dichtmaat verschalkt — geen studie in status nascens voor reserve — heelemaal niets in den oceaan van Rembrandt-enthousiasme — en de eerste maal, waarlijk de eerste, dat je gematigd den weg trachtte te bestappen, ’n aardappelblunder in tegenwoordigheid van 'n vorstelijk schilder!
Dat kon zoo maar niet. Het moest niet alleen voor de eigen voldoening, ook voor den aardappel-etenden tijdgenoot onderzocht worden. Met andere woorden, het verband tusschen stof en lichaam in aanmerking genomen: heeft het bloei-tijdperk van letteren en kunst, in ’t begin der zeventiende eeuw, ’t zónder gekookte, gebakken, gepofte, gestoofde, gesmoorde of warm-gehouden aardappelen gekund?
Wij, drie eeuwen later produceerend, wij, geweldige arme epische, lyrische, impressionistische, naturalistische, idealistische schrijvers, schilders, artisten-in-elke-richting, die, vroeger of nu, knollen van aardappelen in volksgaarkeukens ter vetsaus doopten, gestampten pot van aardappelen met kool of zoet-geworden winteraardappelen bij ’n juffrouw in de
Schetsen Falkland. XII. ±