GROOTMOEDERS VERHAAL. 25
„Mondje houen en kijken,* glimlachte de Fee.
Kinders, kinders, ’r viel wat te kijken! Haast niet om zoo een, twee, drie te vertellen. Zoo als de soldaten de oogen open deden, zeien ze heele leelijke woorden, woorden zoo leelijk, als ik niet durf en jullie ook niet mag zeggen — dat weetje. Een groote, sterke soldaat, die wel tien soldaten dood kon slaan, als-ie wou, vloekte en je mag niet vloeken!
„Wie heeft me schoenen gestolen! Wie is ’r an me schoenen geweest?*, schreeuwde-ie zoo hard, dat de paar, die nog sliepen, met ’n gil wakker werden en d’r sabel beet pakten, denkend dat ze vermoord werden. „Wie heeft m’n schoenen verstopt,* riep ’n andere soldaat woedend: „zonder schoenen kan ik niet vechten!*
Ze liepen door elkaar, zochten onder de stroo-zakken, onder de bedden, wouen mekaar te lijf, zoo boos als ze waren. Een officier holde op z’n bloote voeten — z’n kousen had-ie in z*n schoenen laten zitten — van de eene tent naar de andere — 'n generaal — aan wie ze allemaal moeten gehoorzamen — stond op z’n sokken in de modder en schreeuwde, dat-ie den soldaat zou laten doodschieten, die die gemeene grap had uitgehaald. Maar de schildwachten hadden niemand gezien — de schildwachten waren de eenige soldaten, die d’r schoenen hadden behouden ...
„We zijn verloren!*, sprak ’n tweede generaal, evenals de officier op bloote voeten: „de schoenen van me heele leger zijn door den vijand geroofd: „op je kousen, je bloote voeten gaat ’t niet!*
„Nee,” zei 9n andere officier — en begon te huilen.
„Foei, foei!*, zei de eerste generaal: „’nman, ’n soldaat mag niet huilen — u geeft ’n slecht voorbeeld! ”