EEN STRIJDER. 109
stand van den Hollander, die den keuken-wasem niet slikken wou, oreerde ’t Duitsche heertje tegen den kellner, wiens persoonlijke meening — de man liep van ’s morgens acht, met ’n doorzweet boordje, in die laffe heete atmosfeer — niet gevraagd werd. We zouden ons over z’n hartstochtelijke gebaren niet moeilijk hebben gemaakt, waren niet vier Duitsche heeren, door ’t krakeel in hun whistpartij gestoord, mee in de wrijving verzeild.
De een, glans-glimmend van knikker, wreef de hand over ’t Edammer kaasje, riep uitbundig:
„Das ist ja unerhört! Ich friere auf meinem Stuhl! Mach das Fenster zu, Ober!”
’n Ander, met 'n grijze snor, die als natte schuim-franje z’n mond bestoppelde, wees dreigend naar onze richting. Er groeide ’n niet te miskennen tumult, dat de bijzondere aandacht der tafels begon te trekken. Toen, terwijl de kellner, die gaarne op onze hand was gebleven, naar het buffet stapte, om den wel-gedanen patroon als scheidsrechter te laten optreden, trof ons de sympathieke houding van ’n reeds grijzend heer, koper-ros van snor en sik, die van z’n stoel opdriftigend, tot driemaal toe den anderen tafeltjes toeschreeuwde: „Plebisciet!” Welzeker, zeiden wij tot mekaar: ’n plebisciet is de meest democratische weg, ook in de aangelegenheid van ’n open venster in ’n café en toen de patroon persoonlijk in onzen hoek kwam, stelden wij hem dadelijk voor tot ’n schervengerecht over te gaan.
„Wenn das Fenster nicht sofort geschloszen wird!” riep ’t heertje van de warme grok: „komme ich nie wieder hier!”
„Das Fenster zu!”, rumoerde de echo aan de whisttafel.
„Plebisciet! Plebisciet! Plebisciet!”, herhaalde de sympathieke.