104 STUIPTREKKING.
kwam binnen. Nieuwsgierig trad ze toe op het glas en, blij met de vangst, lei ze ’r kleuter handjes om den glazen koepel, pogend de vliegen in het bier te jagen. Het sloeg een orkaan in het glas. Alsof een hoos de luchten in-warrelde, een cycloon rondstormde, een aardbeving den grond doordreunde, vluchtten de dieren. De greppel golfde van het onstuimige vallen. Het werd er zóó vol dat geen vakje meer gaapte.
Toen ging het meisje glimlachend.
„Je heb je prachtig gehouden/ zeide de bromvlieg: „als je je had laten verschrikken, was ’t mis geweest.”
„Ik heb,” vertelde de goud-bronzen op haarbeurt: „ik heb vanmorgen kurieuze dingen onderzocht. Zoo toen ’t daglicht werd, zag ik twee wezens liggen. Nu kun je ze van dichtbij bekijken, zei ’k tot mezelf en vloog voorzichtig naar het bosch, dat op hun hoofd groeit. Het is daar zeer vreemd. Je heb moeite ’r niet te verdwalen. Kom je V uit, en wandel je over 'n vlakte, dan ben je in de buurt van de oogen, waarover je loopen kan omdat ’r ’n luik over ligt. Langs stekelig struikwerk raak je op 9n muur wel twintig maal zoo hoog als jezelf. Aan ’t eind daarvan is ’t gevaarlijk. Daar, uit twee donkere grotten, vol boomen en planten, waait ’n zoo felle wind, dat je haast geen moed heb om te blijven. Durf je toch voorzichtig voortgaan, een grooten omweg makend, dan zie je twee monsterachtig-lange gleuven, waartusschen een spelonk, waarin je niet binnen kan dringen, zóó als ’t ’r vulkanisch spookt. En dadelijk daaronder een ander bosch, te dicht om te begaan. Juist toen ik voor de tweede maal dat groeisel van holen en gaten wou bestappen, donderde ’t uit de grotten en de spelonk, had ’k moeite me te redden. Heeft u ook al zoo’n tochtje ondernomen ?”