STUIPTREKKING. 103
dat menschen ontsteken. Mijn moeder, die meer dan één dag leefde omdat ze wijs was en dacht, zeide het reeds in mijn jeugd. Wanneer ge 9s avonds eene woning betreedt, blijft uit de omgeving der lamp. Dat is al bedrog en misdadige schijn. Als het duister is, wees met dat duister tevreden. En als ge verdwaalt, bega niet de dwaasheid der anderen, die zich voor schijn-genot verminken, zelfmoorden. Ik heb ’t met deze oogen gezien, hoe één lampje in ’n kamer het tafelblad bezaaide. Er lagen uiltjes, vlinders die niet meer vliegen konden, muggen met verbrande pooten, torren met vernielde sprieten, ontelbare gewonde, gekneusde stervende kameraden. Een vriend, die niet luisteren wou, die in de jammer dier zonnen geloofde, cirkelde mee in 'n draaikolk van licht, stortte blind neer. Een ander, opstandig tegen de waarheid dat er één licht is, één leven, vloog in de Vreugde, keerde nooit terug. Als ik u daar niet tegengehouden had, zou u dit bedriegelijk daglicht voor echt hebben versleten. Zoodra ’t begint te schemeren, zullen we trachten ’n uitweg te vinden.w
Het gezoem in het glas werd zoo sterk, dat ze haar eigen woorden niet meer verstond. Nieuwe snoeplustigen, verdwaalden, gejaagd tegen 't glas vliegend, mekaar stompend, verduwend, zwermden driftig dooreen. Benee op de suikerlaag, zich vadzig volzuigend, niet gestoord door het gestommel boven hun hoofden, was nog eene menigte, die straks in den stolp zou geraken.
„Als ze schrikken, zijn ze in de klem,” sprak de bromvlieg. En waarlijk, net toen ze het zei, joelde een zwerm omhoog, vluchtend voor de schaduw van een musch, die, op ’t bloemenrekje gestreken, 9n stukje brood in z’n bek henen droeg.
Tegelijk werd de kamerdeur geopend, ’n Meisje