70
De moeder. O mama, kijk is gauw achter ’t schut. Grauw dan toch, mama! ’k Heb zoo’n akelig geluid gehoord! O — ze heeft ’n st'uipie, ’n stuipie ....
De grootmoeder (gaat onrustig achter het schut. Vader, moeder, grootvader staan angstig oq).... Welnee — ze ligt wakker — ze geeuwt — ze gééuwt — ’t heerlijke kind. Och, och, nee maar je moet is éven komen. (Vader, moeder, grootvader gaan achter het schut. Bij het volgend gesprek zijn ze onzichtbaar, blijft de vriend geduldig, de handen gevouwen, wachten). Och, och, ze wil opzitten ....
De moeder (onzichtbaar). Schatje! Dagschatje! Da! Da!
De vader (onzichtbaar). Kidekidekidekideki! Zie je hoe ze lacht als ze me ziet ?
De grootvader (onzichtbaar). Hè-hè-hè! Ze krabt zich!
De grootmoeder (onzichtbaar). Ze krabt zich!
De moeder (onzichtbaar). O, wat krabt ze zich schattig!
De vader (onzichtbaar). En met vijf vingers te gelijk! Ha-ha-ha!
De grootvader (onzichtbaar). Je zou zeggen hoe léért ’n kind van vijf maanden ’t, zich zoo wijs te krabben?