71
De grootmoeder (onzichtbaar). Je mag ’r nageltjes wel is voorzien, Anna. De schat zou zich pijn doen.
De moeder (onzichtbaar). Wil jij dat krabben wel is laten, brutale meid!
De vader (onzichtbaar). Kidekidekidekideki! Mag jij krab bies doen!
De grootmoeder (onzichtbaar). Ja en nou moet je niet denken dat ze jeuk heeft! Nee hoor. Dat vindt ze gezellig. Da’s iets nieuws dat ze uitgevonden heeft.
De moeder (onzichtbaar). Nou Annekedijne, niemeer krabben! Mot maatje boos worden?
De vader (onzichtbaar). Uitscheijen met je krabbies, heerlijkheid! Jaap, kom je niet kijken? Die krabt zich! Hahaha!
De vriend. Merci! ’k Zie ’t! (snijdt zich een lange reep brood, kauwt geduldig.
De grootvader (zingend) „Au clair delalune mon ami Pierrot.... Prêtez-moi ta plume . . . .”
De vader De moeder
j (mee-neurïènd).... Pour l écrire un mot....
De grootmoeder
De vader (onzichtbaar). Suscht! Süscht! We maken ’r véél te wakker. Hahaha! Hoe zoo’n ding zich rekt! Acht duizend één honderd zeventien en