68
De vader. Dank u wel, mama en papa — En smakelijk eten! (Dienstbode cif).
VIJFTIENDE TOONEEL.
De vorigen, zonder de dienstbode.
(Er wordt even zwijgend gelepeld).
De grootvader, ’k Ben benieuwd hoe-ie ’r zal staan.
De vader. Gróéd natuurlijk. Alles staat’r goed.
De grootmoeder. Ja, je kan zuigelingen hebben waaraan niks is te doen, van die heele minne baby’s, die met ’t mooiste goed ■—■ ’k zal niet zeggen léélijk — ’n baby is nooit leelijk, nie-waar? — maar dan toch minnetjes blijven. Maar jullie Annie, zoo’n héérlijk kind, zoo’n buitengewoon gezónd....
De moeder. Mag u niet zeggen, mama. . ..
De vader. Nee, dat mag niet! (klopt op de tafel — moeder, grootmoeder, grootvader kloppen mee).
De vriend. Binnen! — Beginnen jullie de tafeldans ?
De grootvader. Van ’n kind getuigen dat ’t biiïtengewoon-gezond is, brengt ongeluk an — dan moet je dadelijk afkloppen. Duitsche gewoonte !