62
Slaap kinnie, slaap . . .
Enne buiten loopt ’n schaap . . .
De vader (op ’n stoel klimmend). Stil nou, papa! Daar maalt ze niks om. Ik weet waarvan ze houdt (zingt):
Annekedijne! Annekedijne!
Rietepietepie! Alebiélebie!
Atepatepoe! Atepatepoe!
Atepatepoe! Atepatepoe!
De grootvader. Atepatepoe!...
De vriend. Atepatepoe! Atepatepoe!
ELFDE TOONEEL.
De vorigen. De moeder. De grootmoeder.
De moeder (met de soepterrine). An tafel! An tafel!
De grootvader (angstig). Ze is wakker geworden — zoo maar.
De vader. Ja, zoo maar.
De moeder (zet de soep op tafel, gaat leleedigd zitten). En wat zei ’ku, mama? Komt’t uit ? Jaap heeft ’r natuurlijk wakker gepraat. Jaap, jij ben onuitstaanbaar!