MISDADIGE UITKOMST, 65
controleerend, om me te overtuigen dat ’k waar voor m’n geld had gekregen — ’k moest ’r ’n héélen dag van smullen, vond ’k in ’t zakje een aardige reclame van den nieuwen sigarenhandelaar — ’n aanbeveling van z’n zaak, in den vorm eener nabootsing van 'n bankje-van-honderd-gulden. Jullie hebt ze mogelijk gezien, de bedriegelijke papiertjes. ..
Nog terwijl ’k de imitatie bekeek, werd ’r gescheld.
Door de tulle gordijntjes der keuken observeerend, zag ’k ’t bonkig lichaam der waschvrouw, die de schoone wasch kwam brengen en de vuile halen. Ze kreeg zeven-en-tachtig cent, op den kop af. Ze was V minstens viermaal om geweest, viermaal met snauwen en grommen, volmaaktste leer-methode, om iets in ’n onwillig hoofd te pompen. Laat bellen, betoogde ’k onmaatschappelijk tot mijzelven. Ze had voor V zeven-en-tachtig centen onderpand: frontjes, boorden, manchetten. En al had ’k ’r niet één schoon meer in huis: il y a des accomodements avec son linge sale! Zij schelde eenmaal, tweemaal, driemaal, viermaal — dan plotseling en listig bukkend, lei ze ’r sproeten-voorhoofd tegen een ruit der keuken, pogend den nevel der tulle gordijnen te doorspieden. Zooals zij bukte, bukte ik achter de aanrechtbank, uit vroegere ervaring wetend, dat ’n mensch met ’n onzuiver geweten 'n onzuivere schaduw bezit. Maar hetzij dat ze iets van mijn gebaar met de gretigheid van ’r oogen begrepen had, óf dat ze de verradende vlam van ’t petroleumstel zag, — èn den stoom uit de tuit — o, noodlot der eieren! — ze volhardde in 'r onaesthetische houding, onbewogen *t keukentje beloerend, als ’n spin die ’n trilling in ’r net heeft gevoeld. Ongetwijfeld de eieren werden hard. ’n Kip legt niet voor zulke uitmiddelpuntige toestanden. Met kramp in de knieën zat ’k achter de aanrechtbank, m’n doovende sigaar in de ééne, Schetsen. XI.