MISDADIGE UITKOMST. 63
in staat van soort te houden — recht op den knop onzer schel te hebben. De rechten op ’t ijzerdraad handhaafden wij.
Toen, in de met alle regels eener geordende maatschappij strijdende stilte van ’t huisje — zónder schelhaak — gewerd ons, verliefden menschen, de gelukkige aanzegging, dat V ’n kindje zou komen. De dikkert, die nou voor me zit te lachen, had onpleizierige uren. Af en toe moest de dokter functionneeren, en hoe meer wij ons maatschappelijk bewogen, om bescheiden den uitzet voor ’t goddelijk ding, dat van knop noch draad weet had, gereed te maken, hoe sterker de noodzakelijkheid groeide, om der onaangename categorie ’t genot van ’n krakeelend schelletje te gunnen.
We hadden, zooals je weet, geen dienstbode.
Om m’n vrouw ’t trappen-loopen te sparen, hield ik de schel bij. En dat was, zooals je je misschien met ’n weinig fantasie voorstellen kan, geen gedecideerd genoegen. De onbeklemde borst, waarop ons schoon volkslied zinspeelt, wordt in besliste metamorphose ’n verschijnsel met ’t soortelijk gewicht van lood of ijzer, wanneer je, ’t hoofd vol littéraire arabesken, den strengen blik van ’n waschvrouw, die zesmaal om drie en vijftig centen geloopen heeft, ondergaat, of de bedenkelijk-smakkende lippen van ’n schoenmakersjongen, wiens baas nieuwe zolen en achterlappen leverde. Ik geloof, dat ’t in dermate serieuze omstandigheden beter te taxeeren valt, waar je als Saïdja zal sterven, dan hoe je gave centen uit de steenen der voorpui kan slaan ”
Ademhappend nam de verteller ’n slokje van z’n Japansch kopje, keek den kring rond, speurend of we niets snapten, hernam dan:
„Een Zaterdag — ’k heb altijd bezwaar tegen dien dag gehouden — hij moest Beerdag heeten