, GOUVERNANTE INTERNE” ... 185
gracht harmonieert. De vier dochters, Jansie, Keetje, Mina, Hendrika en de twee zoons, Willem en Piet, varieerend van tien tot twee jaar, te zeer behept met de allures, de gesprek-methode, het savoir-vivre der allen goeden toon missende achterbuurt-straat, waar ze geravot, geknikkerd, gesnoept, gedrensd hadden, aanvaardden de nieuwe situatie van nieuwe huis en de nieuwe kleeren met bedenkelijken tegenstand. Binnenskamers kon ’t ’r mee door — al keken de meiden raar — buiten moest ’t met geweld bedwongen worden. Ook die ergernissen weken. Jansie en Willem werden naar een particuliere school gezonden — voor de vijf anderen kwam ’n kindermeid.
En het peil van hun aller leven steeg... Met woorden is zulk eene heffing niet aan te duiden. Er is eene Keplersche wet voor planeten en sterren, een theorie der atomen-groepeering, een argumen-teerbare eindgrens van menschelijk weten, eene bepaling der zwaartekracht en affiniteit, een chemisch bacteriënproces, een redelijke maat van natuurkracht en storing, eene systematiseering van het zichtbare en onzienlijke des levens — èn er is een ongeschreven, hoewel superbe wisselgang der stands-cirkel-werking, die in iedere familie één of wel een réeks voorvaderen en voormoederen met werkhanden en schootsvel gedoogt. De oergrootvader achter een kar met sinaasappelen — de grootpa achter de toonbank — de vader rentenierend, met ’n bedarende napraat over de appelenkar in z’n sfeer — de zoon: advocaat, doctor, lid van Provinciale Staten of Kamer — waarom zou eene dergelijke uitbotting, mits in het aureool van welvaart en specie, niet in de lijn der schoonste cultuur liggen?
De Kuiten, ter Keizersgracht ontpoppend, schakelden in de rij.