DOCTOR TUF.
bleeken eigenaar — met ’n omzwachteld hoofd leunde de groenten-koop vrouw, die eiken dag langs kwam. ’n Politie-agent, die waarschijnlijk geen durf had, naast den chauffeur plaats te nemen, liep met de jeugd uit het dorp achter ’t voertuig.
We hadden zoo dikwijls ’n praatje met de groen-ten-vrouw gemaakt, ’t was zulk ’n heftig dorps-voorval, dat wij den stoet achterna gingen.
Koosje was even buiten de kom der gemeente, juist toen ze van ’r hondenkar sprong, in ’n kromming van den weg door de auto aangereden. Bewusteloos opgenomen, werd ze door den eigenaar thuis gebracht. Wie ’r schuld had, was in de verwarring van ’t oogenblik niet uit te maken geweest. Of de honden hadden onwillig gerukt, öf de chauffeur had te snel gereden.... Maar Koosje had ’n bloedende wond aan ’t achterhoofd.
Toen in *r woonkamer de voorloopige doek afgenomen werd, zag de gapende snee er in de stolting van bloed en haren zoo leelijk uit, dat we den bleeken automobilist den raad gaven onmiddellijk met z’n auto Dr. Tuf te halen. Wetend hoe spoedig die er zijn kon, onthielden wij ons van elke leeke-inmen-ging, te meer omdat we niet één middel bij de hand hadden, dat als eerste-hulp-bij-ongelukken aan te wenden was. Toen Tuf, thans in de auto, ter plaatse verscheen, trokken wij ons discreet terug.
Tegen den avond de groenten-vrouw bezoekend — *n normaal auteur is ’n brave Hendrik — vonden we in ’t benauwd kamertje de gewonde, ’r man, ’r dochter, twee andere familieleden, ’n buurvrouw, ’n hond, twee katten en ’n schel-zingenden kanarievogel bijeen. Het was ’r zoo warm, zoo’n gekakel, zoo prop-vol, en de hond ging zoo nijdig tegen onze kuiten te keer, dat we in onze belangstelling aarzelden.