DE DASSPELD. 143
DERDE TOONEEL.
De waard, (met Jn nieuwe flesch) Wat mot dat? Wat mankeert jóu vanavond?
De mooie man. Ik stap op. Daar heb ’k genoeg van. De eene flesch na de andere — en ’n kwaje bek omdat ’k ’n aardigheidje uithaal! (strijkt driftig z’n snorren).
De waard, (kwaadaardig) Ga zitten jij — schei uit met je kunsten! (tot den man) Je mot niet zoo precies kijken. Ze is nog geen week in ’t vak. (trekt de flesch open). Drink ’t maar af. En da’s je laatste. Langer durf ’k niet voor de politie, (gaat opnieuw achter 9t buffet, leest luisterend z'n krant).
De mooie man. Prosit, Marthaatje.
M a r t h a. (aarzelend) Prosit.
De mooie man. Kijk nou niet langer boos! Daar! Nou krijg je ’m in je handen. Dat heb ’k nog met niémand gedaan, (geeft haar de dasspeld) Wat zou je daarvoor wel doen, als je zoo’n steen kreeg?
M a r t h a. Niemendal.
De mooie man. Hahaha! Dat kan je makkelijk zeggen!
Anna. (mee kijkend) Hij is prachtig! Die het’n paar bankies gekost.
De mooie man. En de rest.
Anna. (met de speld naar 31 buffet gaand) Kijk is meneer.
De waard, (den steen bewonderend) Hij mag ’r wezen. Ik had ’m dadelijk in de gaten, ’k Geef ’r vijftig gulden voor.
De mooie man. Kom! ’k Wil 9r je heele inventaris niet voor hebben!
Anna. Ook niet met óns ’r bij.