138 DE HONDEN VAN FREULE LOHMAN.
Het staat vast, dat ’n gevallen grootheid, in ziekte en armoede, onduldbaar moet lijden, als het noodlot der omstandigheden óók de ongesteldheid des geliefden honds meebrengt.
Stel u Falkland in ’n lugubere bedstede voor, bij den schijn eener walmende vetkaars, hulp voor zijn lekkenden lieveling inroepend, door met ’n bijna ontzielde hand aan het dagblad van Freule Lohman te schrijven....
Vraag: Weest s. v. p. zoo goed door tus-schenkomst van uwe courant, mij een middel te geven tegen het uitvallen van haar van honden.
A n t w.: Meestal is ’t een huid- en haarziekte. Deze verschillen zeer en eischen verschillende geneesmiddelen. Vraag daarom een veearts.
Geregeld schuieren met een hondenschuier en de huid zeer rein houden, daarenboven minstens twee uur daags met den hond buiten loopen, is het beste middel, om het uitvallen te voorkomen.
Stel u, o baatzuchtige lezer, de Falklandsche marteling voor — steeds in die bedstede, hondsziek, met letterlijk alles (ook de Letteren) naar den lommerd gesjeesd — geen kip, geen kraai, geen mensch-dier — alleen 'n gelijkelijk hondszieke hond, wiens haren uitvallen, uitvallen óp de sponde.... Koortsachtig woelend, bijna stikkend, weert de ééns geziene Zaterdagavond-verteller de haren af, de haren van z’n schamel hoofdkussen, de haren van de dunne dekens — lakens zijn er niet — de groeiende, stuivende, klittende, jeukende, evenwel ook verwarmende honde-haren. Er weerklinkt ’n stap. De kruier heeft ’n exemplaar van het blad — aan ’n kiosk — gekocht. Alweder bij de walmende vetkaars, zoekt de ongelukkige auteur de rubriek „Van Bloemen