134 DE HONDEN VAN FREULE LOH MAN
beminnelijke voorlichtster zooveler lelietjes, de kunstzinnige kampioen voor schoons en edels, óóit *n ongevaarlijke oude-juffer-zooveel zou worden, is een daad van zelf-vernedering, die pijn doet. Néén, ’n vrouw die zóó heeft liefgehad — „ ... .m’n honden geven mij hun liefde, omdat ik hun geef de mijne”..., ’n dusdanige, innig-levende vrouw, stichtte ’n gedenk-teeken in aller hart! Want, waarlijk, nu het na zooveel eeuwen op ’t faillissement der menschenliefde schijnt uit te draaien, nu doet het als een zon-zwan-gere dageraad-verheugenis aan, dat een helder-denkende dame de banier opsteekt van het: „Heb uw naaste lief gelijk uw hond”.... En deze flambou-wende neo-naasten-genegenheid, gelijk ’n roosje op de hei, in 't doorngewas eener littéraire bespreking verscholen! Daar zijn lieden, die het minder discreet aan de markt brengen, wanneer ze een verheffenden klank in de disharmonie van haat en liefde ontdekken ... *) O, droefgeestigheid, die mij omnevelt! Ook ik heb ’n hond, Tommy genaamd. Het is ’n charme van ’n schippertje (reu), trouwer dan al m’n vrienden bij mekaar, waaksch, zindelijk. Doch, helaas, tot heden gaf ’k dit dier meer kluifjes dan liefde. Zelfs mepte ik hem in zijn jeugd, als hij binnenshuis deed wat de natuur voor buiten bestemt. Keft hij te druk, dan dréig ’k. Wil hij niet binnenkomen, als ’k fluit, op 't kwade pad geleid door deugnietjes van deerntjes uit de buurt — o, de akelige, nare diertjes van buren, werkelijk schooiertjes bij tijden! — dan ga ’k verder dan dreigen. Neen, Tommy, lieve vriend, ik gaf je niet alleen mijne liefde niet, ik was ’n hond voor jou2). Ja, ’n hond! Toen ’k
x) Ethisch-fragmentarische Zaterdagavondbesluiping .... a) De laaghartige spreekwijze ontslipt me. Bedoeld werd: „ik was Jn mènsch voor jou”.