MUZIEK. 119
ik dikke, holle, bolle vragen over Absolute Muziek.
„Uw standpunt deugt niet, voilà!” zegt gij. Ik heb niet beweerd dat het wèl deugt — ik vroeg eenvoudig weerlegging. Dezelve gewerd mij thans van „getrouwe lezers” — van een dichter — van een componist. En niemand uwer heeft mij overtuigd dat muziek het recht heeft den band met het Moederlichaam te breken, niemand maakte mij duidelijk dat muziek een organisch wezen an s i c h is.
Hooge snerpende toontjes zijn geen argumenten.
Er was — in den spottenden vorm van het feuilleton over muziek — van iets principiëelers sprake dan de ontvlammenden bemerkten.
Ik leg er het bijltje bij neer.
Het wordt te machtig.
14 November 1903