86 HET PORTRETJE.
neer en mevrouw ’t anders niet op ’n eereplaats in versche bloemen zouen zetten.”
„Gut,” zei mevrouw Brons druk-vrindelijk: „wat kan jij raar uitvallen! Je ziet toch dat mevrouw en meneer ’t niet kwalijk nemen.”
„Volstrekt niet,” zei Willem kalm, „mevrouw heeft volkomen ’t recht ’n portretje leelijk te vinden en m’n vrouw en ik”
Hij sprak niet verder, want opeens stond Anna zonderling-haastig op, met dikke tranenoogen en bevende lippen. Ze had nog tijd om de kamer uit te gaan, gejaagd den waterketel opnemend, om zich ’n houding te geven.
91 Gaf een plezierige consternatie.
Mevrouw Brons vroeg verschrikt wat of mevrouw scheelde, bedacht dat ’t raak was geweest.
Mevrouw Prins wilde opstaan om te zien of ze mevrouwtje kon assisteeren, knipoogde tegen Brons die verlegen ’n lucifer afstreek.
En terwijl Willem koel verzekerde dat z’n vrouw .wel eens meer in gezelschap nerveus werd, dat je ’t beste dee er geen notitie van te nemen, ging door de kamer het kneuig sentiment dat ’t dorp ’t bij ’t rechte end had, dat ’r ’n luchtje was aan de verhouding van die twee, dat ’r ’n ongure geschiedenis moest vastzitten an 9t kindje op den schoorsteen, dat met mollige bloote beentjes en armpjes, kraaiend in de verdorrende rozen, viooltjes en vergeet-me-nietjes, te glimlachen stond.
Na ’n poos kwam de gastvrouw weer binnen met een gevulden waterketel en een schaal bitterkoekjes, Engelsche wafeltjes en schuimpjes en de visite bleef snoepend en drinkend bijeen tot 9n uur of tien. Langer vlotte niet.