SIMON KENA U HESSELAAR. 75
naar het hoofd van den inbreker — gebit, Vrijdenker, vlechtje, chloral, Spencer, lucifers—toen, waarlijk van overmoed bezeten, stortte ze op den ladder toe, greep de bovenste uiteinden en zou Maximiliaan Hesselaar in de straat geworpen hebben, als niet op dat vreeslijk, gedrochtlijk oogenblik, zijn woest-kermende stem tot haar doorgedrongen was.
„ .. .. Kenau! .. .. Kenau! . ... Ik ben ?t!” ....
„Jij ?” — gilde ze als in een roman — en bezwijmde, terwijl Maximiliaan overstelpt van aandoeningen, wijdbeens van den ladder in de armen van den agent gleed .. .
Aan het bovenstaand heb ik geen ontknoo-ping toe te voegen.