74 S1MON KENAU HESS EL AAR.
haar gebit, haar vlechtje, het fleschje chloral, Spencer, een doosje lucifers en de kaars.
In bed had ze nog De Vrijdenker (met de laatste post gekomen) doorlezen en vervolgens (rare expressie voor deez’ ongetrouwde dame) overmand door slaap, was ze op heur helderwitte sponde ingedut.
Noch het heftig gerinkel der schel in de gang onder haar slaapkamer, noch het gepraat buiten, hadden haar gestoord — evenwel ontwaakte ze wijl haar kies stak.
En op hetzelfd moment zag zij een h o ofd boven het kozijn. Soezerig, half vol zoeten slaaps, halfvol Spencersche wijsbegeerte vroeg zij zichzelf verschrikt af, of deze verschijning eene relatieve of eene absolute werkelijkheid was, vervolgens ophurkend in bed, dacht zij aan de misleidende associaties van verschijnsel en verschijning en nog terwijl deze overwegingen haar doorflitsten, krijschte ze op goed geluk om hulp.
Het hoofd, buiten, rees, het bovenlijf werd zichtbaar, twee spookhanden schoven het raam op»
Simon Kenau of Kenau Simon Hesselaar, geboren den 3den October, vloog bibberend overeind en geweldig als je bij zulke gelegenheden dénken en dóén kan, gilde ze: „Pas op, kérel.... of ’k schiet!”....
Dreigend hield zij het eerste-het-beste dat ze van het nachttafeltje gegrepen had voor zich uit en daar het goud van het gebit in het donker werklijk dreigend blonk, scheen de inbreker plotseling te aarzelen.
Simon Kenau aarzelde niet. In haar eerbaar nacht* gewaad, met den kiespijndoek om het hoofd scheen zij gemetamorfoseerd in een heldhaftig, strijdlustig" wezen.
Om hulp roepend, wierp ze wat ze bij de hand had