68 BETOOVERDE HANDEN.
En zoodra namen ze licht niet weg of de handen vlamden.
„’n Mirakel!” .... zei de juffrouw-van-boven, die kiespijn had.
„Hoe komt de duvel in zóó’n onschuldig kind” — zei die van beneden.
Ze bleven ’n uur lang bij ’t kind — toen zakte het verschijnsel — maar niemand dorst naar bed.
Zóo trof de muzikant een hééle bevolking op zijn kamer, toen-ie thuis kwam.
En nog dagen en maanden sprak het huis van John’s betooverde handen. Drie getuigen hadden het gezien. Er viel niet aan te twijfelen. De Duvel was ’n raar heer.