66 BETOOVERDE HANDEN.
van-boven die kiespijn had en de blommen speelden op ’t gordijn. Tik-tak.
.... As de duvel....
Met ’n zet van opgolvenden angst schoot-ie onder ’t dek, trekkend de dekens ver over Jt hoofd. Zoo kon-ie lekker niks zien — niks hooren. Starend keek-ie in de dekengrot, trok de knieën omhoog — en plotseling dierlijk-gillend sprong-ie op. Onder de dekens had-ie z’n handen gezien, héélemaal gezien, witlichtend en brandend.
„Jonge wat heb-ie,” gilde Marietje.
„O! O!,” schreeuwde hij het bed uitvliegend: „kijk me hande is — die brande! die brande!”
Marietje schokte achteruit.
In het donker van de alkoof spookten de lichtende handen, schrikkelijk vlammend, schijnbaar doorzichtig.
„O! O! ’k Sta in brand!”
En het meisje schreeuwde mee „Brand! Brand!"
Op de trap klonk het geschommel. Buurvrouw met ’n lamp in de handen holde naar boven, smeet de deur open.
„Wat is V? Wat is V?”
„Johny staat in brand!”
„O juffrouw, me handen, me handen!”
„Ondeugende apen!” snauwde de buurvrouw: „houen jullie me voor de gek? Laat kijke je hande!”
John, bevend, huilend, hield de handen bij de lamp. Er was niets te zien.
„En weer gauw na je bed!”, gromde de vrouw: „je most je schamen, jij gróóte meid!” ....
„Laat de lamp dan hier, juffrouw”....
„Komt niks van in — en uit met je malligheid, anders zal ’k ’t je vader vertellen!”____
Nijdig — de schrik zat ’r in de beenen — sloot