GELUIDEN. 55
dominosteenen — het neerstompen der laarzen buiten de deur in de gang — het regelmatig gekets van den sleutel — het steunen — sliep onrustig, bang voor de Stilte achter de deur.
Den volgenden morgen kwam de vriend op bezoek.
Onhoorbre fluisterstemmen klonken.
En verdere dagen bleef stil — zoo nog een vólle maand.
Want ’n kamer verhuur je zoo gauw niet.
Toen kwam er ’n juffrouw op wonen die voor apothekeres studeerde — èn lessen gaf tegen vijftig cent — èn ’t bed verplaatste naar ’t raam — èn____
Maar zoo zou je opnieuw kunnen beginnen.