DE INBRAAK. *3
dienstige gemeente, waarvan zijn grootvader, zijn vader èn hij lid waren geweest.
Men wilde het kind wel begraven op het land dat aan de godsdienstige gemeente toebehoorde, als hij éérst zijn schuld betaalde.
Maar hij had geen cènt.
Falkland zou het geval kunnen kleuren met een harden winter, sneeuw, werkloosheid en zoo voorts als sinistere achtergrond.
Doch het leven is geen samenstel van scherpe contrasten en ook in heel-zoele dagen, op een zonnig warm dagje zelfs, kan het gebeuren dat een arm man geen cent in huis heeft, laat staan de zóóveel centen aanslag eener godsdienstige gemeente — wélke gemeente kunnen wij onvermeld laten, daar men usances als deze bij ongeveer élke godsdienstige aantreft, er geen reden bestaat om hiertegen heviger te protesteeren dan men daaglijks zou kunnen doen in honderd-en-een analoge of nietanaloge gevallen en er daarenboven voor iedereen eene Algemeene Begraafplaats bestaat, waar je zelfs vrij van kosten geaccepteerd wordt, als niemand speciaal van je gediend is.
Onze man was echter een hardnekkig man.
Men moge ’t in hem misprijzen : hij voelde zich ongelukkig.
Het geleek hem een schande, als het zesde kind niet juist daar — bij de andre Geloovigen lag — en in zijn beten eenvoud vond hij ’t geméén dat z’n vrouw en z’n kind door een kamp van huizen en straten gescheiden zouden blijven.
De moeder op ’n weiland — laten wij zeggen in het Zuiden der stad.
Het zesde kind op ’n weiland — laten wij zeggen in het Noorden, bij wild-vreemden, anders geloovenden.