DAGJE UIT. 183
trouwde — zij trouwde hèm, niet hij haar — leek in haar huwelijk verdriedubbeld, hetgeen geen metafoor, doch een wetenschappelijk feit was, blijkens de laatste proefneming op de weeg-automaat van het Panopticum, Van 45 was ze tot 130 gestegen. Zij had Hendrik gevraagd en ’m getrouwd. Hij had de keuze tusschen ’n klerkebaantje van vijftig gulden per maand, zonder horizon, en Ant mèt ’n huis, mèt ’n lapje grond en effectjes. Liever de horizon van ’n leelijke vrouw en twéé leelijke inwonende zusters, dan de Oneindigheid van inktpot, lessenaar, slappe kantoorkoffie ....
......De lezer zal hier eenige titteitjes veroorloven, om alweer in gedachten terug te springen naar de duinen met Carlien’s kwart kuit, Berta’s zachtkens (op ’n koekje) nakauwenden mond en Ant die op Hendrik’s kousebandknie lei te idyllen, starend naar den bewolkten zomerhemel.
Hendrik zelf snurkte. Hij had ’t warm, transpireerde. Z’n buikje begolfde de golving der duinen.
„Ventjelief” — zei Ant. Als tortelgekir klonk *t tusschen de duinwanden.
„Laat 9m slapen,” zei Berta.
Carlien zei niks. Die had ’t benauwd.
„Slapen in de zon is ongezond,” meende Ant, haar ega beminlijk porrend: „Kom, vént!” ....
Vent ontwaakte, aanschouwde den hemel, het groen der helmen, de drie vrouwen die zijn levenslot deelden, de restanten der sinaasappelen en de pelletjes der klapbessen.
„Ja we gaan opstappen,” zei hij glunder: „an ’t strand is ’t lekker...
Er kwam ’n algemeene ontwaking. Deweeldrige stemming waarover ik het reeds had, begon zich bedenklijk te openbaren. Beter ware het geweest als Ant hem had laten maffen.