VAN DE SENTIMENTEELE KIP EN HARE KUIKENS DIE GEEN KUIKENS WAREN.
Op het buiten liepen bij de honderd kuikens, kuikens van alle soort, raskuikens, boerenkip-kuikens.
Toen nu nog de groote zwarte kip broedschwas geworden, had de eigenaar die er ook een aardig vijvertje op na hield, een dozijn eendeneieren in het broedhok gelegd.
Tien kwamen er uit.
Tien kittige gele jonge eendjes.
De eerste weken bleven ze angstig en trouw bij de kloek, die moeite had ze onder haar vleugels te nemen.
Kloek werd met haar tien kinders losgelaten. Voorzichtig stapte ze vooraan, nagekeken door den kalkoen, den haan, de kippen in de ren — èn de kippen er buiten
„Wat is me dat?” vroeg de haan aan een kip die verbaasd was opgesprongen uit ’r warm-zonnig zand-hoopje.
„Jeeminee,” dacht enzeidedeze: „wat ’n horribele monstertjes!”....
In de ren ontstond een formeele rel, kakelden vinnig en kwaadsprekend de kippen.