OVER DE POËZIE VAN DEN „BURGERL. STAND.' i6i
„Eene begraving mag niet vroeger dan 36 uren en niet later dan op den vijfden dag na het overlijden geschieden.”
Ge zult na dit vluchtig extract medegevoelen de smakelijke poëzie van een stadhuispapier op ’n dag dien je elk jaar, bij gezondheid etc., pleegt te vieren. Eerst ’n speech — trouw — gehoorzaamheid — elkander dit en elkander dat — volgen — heiligheid
huwelijk — deugdzaam — dan het jovial
Boekje met z’n nétten omslag, z’n ruimte voor twaalf kindren bij leven en dood — z’n gelegenheid tot vermelding van ’n dooien man én ’n dooie vrouw — z’n indicaties voor aangifte van overlijden, verlof tot begraven, tijdstip van begraven etc. . ..
Sierlijker paperasje is niet denkbaar.
’t Verwondert je alleen dat er in het dingske geen tabellen zijn aangebracht voor de eerste kiezen, de mazelen, de roodvonk van je twaalf kindren.
En öf je geheel-onthouder ben ....
En of....
’t Kon completer, wèrldijker, nuchterder, én ’t kon op r ij m.
Schetsen Falkland. VI.