VAN HET POTJE ROOMBOTER. 145
Minstens tien groenlichtende oogen keken in de idyllische avondschemering naar m’n kuiten.
En ik zei aimabel:
„Wil je opsteken, Thijs?”
„Dat kan ’k niet afslaan,” zei hij.
We eten weer boter van onder de toonbank.
Schetsen Falkland. VI. 10