In het bijzonder ga ik thans ’n serieus beroep doen op alle advocaten, die geneigd zijn een buitengewoon geval te bestudeeren, een ingewikkeld geval van civiele rechtsvordering. Daar de quaestie me eenigszins nerveus heeft gestemd en de heldere uiteenzetting voor zooveel publieke oogen eenige kalmte en waardigheid vergt, wil ik trachten het net logisch en bedaard te ontwarren.
* Ge moet dan maar dadelijk weten dat de boter hier — ’k zit ergens buiten — ’n doorloopend bijsmaakje heeft. Ze is margarine-achtig geel met verdachte witte vlekken en als ze bepaald vèrsch van onder de toonbank in het kruideniers winkeltje komt, proefje ’r altijd iets aan van stijfsel of blauwsel. In èlk geval is ze na ’n uur sterk — wat aan het weer ligt, zegt die uit het winkeltje — wou ik ze niet meer op tafel. Maar ’n vrouw vindt dat allemaal overdreven en gekkigheid, ’n Man kan boter zoo niet afkeuren of de vrouw stooft ’r stiekum mee. En om ook ’n einde aan diè listigheden te maken, schreef ’k m’n Amsterdamschen boterman die subietlijk een pondspotje roomboter met de stoomtram mede gaf.
Tot zoover kan ’k elk juridisch advies missen. In eene quaestie van boterproeven zou 9k nimmer ’n