GEMEENTERAADS- VERKIEZING.
en allemaal ónopengesneden boeken De heer
Hompelaar huiverde lichtlijk. ’n Publiek man loopt spoedig in de kijkers. Van een schaduw maken ze een wolk....
Opgewonden doorwandelde hij de studeercel, van de eene overvolle kast naar de andre övervolle, van Spencer, ingenaaid, naar Goethe, gebonden, van Motley, gebonden, naar Vondel (gelegenheidskoopje) ingenaaid....
Toen liet de heer Hompelaar de gordijnen neer, nam een vouwbeen, begon Vondel open te snijden, daarna Spencer, toen Multatuli, toen Nietsche. Om negen uur sneed-ie ’t eerste vel open, om twaalf toen mevrouw ’m kwam waarschuwen dat 't laat was, snauwde-die haar af. Hij had te wérken, hard te werken voor de aanstaande verkiezing....
Eerst tegen vier uur ging-ie naar bed, de armspieren trillend, de handen als verlamd.
Al de onderste planken had-ie gesneden.
Bij de bovenste kónden ze niet.
En bij die afmattende bezigheden, vergat hij voor ’t eerst van zijn leven puckje opnieuw uit te laten.
In de bibliotheek vond de dienstmaagd den volgenden morgen een manna papiervezels, veel asch en iets massiefs van den hond.
De heer Hompelaar werd gekozen.