92 ZIJ WIL NIET LEZEN
van de eerste schermutselingen, was de oude vrouw ondersteboven en het evenwicht van vele jaren in het benauwd-heete achterkamertje geknapt.
Dien avond deed ze zonderling, spraken de andren druk, meenend dat moeder wel weer zou veranderen.
Het gebeurde zoo:
Truus was met de krant binnengekomen, had de thee geschonken, moeder’s kop gevuld, Jan schoof haar een stuk van de krant toe.
„Dank je,” zei ze het hoofd schuddend.
„Neem dan maar ’t hoofdblad, ” gromde Jan uit z’n humeur. Hij had niks geen lust om *r wéér over te kibbelen.
„Nee, 'k lees ’m niet meer,” zei ze, de stoppelige wenkbrauwen gefronsd, de ouwe tanige handen gevouwen, de oogen strak-starend.
„Wat zegt moeder?”, vroeg Truus, gebluft.
En Jan, denkend dat ze V boos om was, omdat hij het hoofdblad zoo gretig had gegrepen, begon driftiger te spreken:
„Wat wil u toch, moeder? Ik lees toch vlugger dan u — je kan ’m voor mijn part heelemaal krijgen. *
Kregelig schoof-ie al de bladen onder de lamp naar haar toe.
„Dat bedoel ’k niet,” zei ze terwijl ze den ijzeren bril in ’t foudraaldee: „zoolang die gevloekte oorlóg duurt, lees Tc geen krant meer” ....
„Waarom?” — vroeg Truus weer
„Omdat.... omdat,” haperde ze — „omdatTc — begrijp je ’t niet?”
„Nee,” zei Truus: „je most V nou dubbel belang in stellen”....
„*k Wil niet lezen van de slachting” ....
En ze zweeg.
Toch wou Jan, na ’n poos ’n stukje voorlezen, werd ze heftig: