VAN DE TWEE OUWE JUFFROUWEN EN DE KIP, 33
„Onzin,” betoogde juffrouw Margriet — eventjes terugwijkend omdat de kip te spartelen begon —
„kom nou snoesie — kom nou —”
De kip nieste nog eens.
„Ze kan wel gelijk hebben,” zei Suzan weer; „peper is best voor kippen.”
„Zal ik ’n beetje peper in warme melk doen, juffrouw?”
„Ja doe jij dat maar?”
Suzan zat met de blinde kip op haar schoot —
de meid warmde een beetje melk.
„Als je nou niet beter wordt,” sprak juffrouw Margriet: „dan weet ik ’t niet — hé, kippie? Nou niet spartelen. Zoet zijn ! Morgen krijg-ie weer allemaal lekkers. Zoo. Nou je bekkie open en braaf slikken”.. .
Voorzichtig goot ze een lepeltje melk met peper in den opengetrokken bek. De kip rukte den kop — slikte.
„Mooi zoo,” zei de ouwe juffrouw en toegewijd als een pleegzuster goot zij scheutje na scheutje in ’t keelgat van ’t worstelend beest.
* *
*
Evenwel den volgenden dag was de kip erger. De oogleden sterker gezwollen overkolden de oogen — de heele kop leek misvormd.
Juffrouw Suzan had den groenteboer geraadpleegd — die hield wel vijftig kippen — en nog eens trachtten zij in de keuken het dier te cureeren. Roet in boter gerold was zoo goed. Daar werden ze radikaal beter van.
Margriet hield de kip vast. Suzan, op een stoel, veegde roet uit den schoorsteen op een bakje. Gewichtig begon ze pillen te rollen, de vingers zwart glimmend.
Schetsen Falkland. IV. 3