TAN DE TWEE OUWE JUFFROUWEN
EN DE KIP.
Toen ze haar kostschool hadden opgedoekt, bleven de twee ouwe juffrouwen alleen op de wereld met een kippenren en een dagmeisje.
Heur leven leefden ze zonder stoornissen, ijselijkheden of gebeurtenissen.
Doch op ’n dag — en van dien dag wilde ik u verhalen — geraakte het heele huishouden ondersteboven.
De goudkop werd ziek — en zonder zwaarwichtig gepeins zult ge begrijpen dat wanneer ik zoo kort en bondig van de goudkop spreek, hiermede noch juffrouw Margriet, nóch juffrouw Suzan, nóch Ali ’t dienstmeisje — maar een uit de kippenren bedoeld wordt.
De goudkop was een lief dier geweest, een kip met groot plichtsgevoel, die drie jaar trouw gelegd had — tot diep in den winter — en zelfs het vierde jaar met een anderdaagsch ei ingezet had. Maar uitermate plotseling kreeg ze het te pakken. Ze bleef op stok, niet luisterend naar het geroep van den ouden haan als de ouwe juffrouwen gerst, maïs, hennep, groene erwten en rijst in deren wierpen.
Juffrouw Suzan, die kippig was — ik zeg dit niet
30