der Nederlandsche bevolking, alhoewel nog geen flauw vermoeden van de terreur die hen wachtte, had althans nog hoop eerlang verlost te worden, maar de 2% Joden?
Het is waar, iedere minderheid, elk klein volk stond toen nog bloot aan aanvallen, aan vernietiging zelfs. Echter met dit verschil, dat elk volk, hoe klein ook, zich kon verdedigen, althans het heilige recht had dit te doen, dus ook de, weliswaar geringe, kans van overwinning had. Onder dergelijke omstandigheden te sneuvelen is erg. Hoe afschuwelijk echter is het lot van hen die sneuvelen, onbeschermd overgeleverd, zonder de mogelijkheid zich te verdedigen. Dat is toch wel het smade-lijkst lot, wat een denkend wezen treffen kan. Zoo begonnen dan ook hier de in Nederland nog nimmer geziene tooneelen der Jodenvervolgingen, deze prolongatie der reeds vergeten Bar-tholomeusnachten, deze mozaïeken van de diepste ellende en onmenschelijkheid.
Niet direct na de overweldiging. O neen, eerst kregen we nog de bedriegelijke aansporing: „een ieder ga aan zijn werk, ongeacht ras, geloof of overtuiging.” Hoort U den vogelaar?
Niet direct werd de wurgende greep gelegd; langzaam, tergend langzaam, met martelende tusschen-poozen, volgens hun beproefd systeem, geleidelijk, om de sadisten het genot te verschaffen hun slachtoffers langzaam te zien verstijven.
Met dronken wellust wierpen de duisterlingen zich op de Joodsche invaliden en plunderden hun huis, een monument van weldadigheid, een instituut dat opgebouwd werd met de kleine 54