dig in Duitschland’s brandende steden. Wat in 1933 ten tooneele werd gevoerd, grensde aan het ongeloofelijke. Zag en hoorde de wereld dan niet, dat daar de vernietiging der menschheid werd voorbereid.... en onderwijl vloog men hier elkaar in de haren over het geboorteuur van het versche kadetje, volgden in Frankrijk de ministeries elkaar op en woedde elders de koorts der zesdaagsche.... de gongslag klonk, het scherm ging op, het spel begon.
Een der programpunten hield de uitroeiing in van een groep van pl.m. 600.000 menschen, wier eenige misdaad was, dat ze uit Joodsche ouders geboren waren. Een categorie menschen, die tot op dat moment leefden in de waan Duitschers te zijn; het bleek inderdaad een waan.
Een categorie, die ook uit eigen gelederen tienduizenden van haar jonge zonen had geofferd, toen het „Vaterland” in 1914-1918 in nood verkeerde, die zelf of wier vaders tot aan hun nek in de modder der loopgraven hun bloed voor Duitschland vergoten had.
Een categorie die menschen voortbracht, die wereldroem droegen, Nobelprijswinnaars werden en de cultuur, waarop iedere Duitscher zoo trotsch is, mee hielp opbouwen. Is het niet overbodig namen te noemen, zooals een Heine, Mendels-sohn, Meyerbeer, Rathenau, Einstein, Ehrlich, Liebermann, een Max. Haber, enz. enz.
En in één nacht werden daar beroemde rechtsgeleerden als bij tooverslag tot gauwdieven en
29