Oorlog en Joden

je ook in die zee van tijd en je slaat, om te blijven drijven, de wiekslag der gedachten uit. Dan komt dat obsedeerende, dat je niet loslaat en je glijdt vanzelf in de overpeinzingen; je gedachten vliegen terug.

Zeer dikwijls, tijdens deze contemplaties, denk je met bitterheid aan vroegere tijden en als een terugdraaiende film, zie je dwaze beelden en je ontdekt, dat zij die zich lieten kiezen als leiders, als de behartigers van je belangen, kapitale blunders maakten.

Je hoort in gedachten of herleest het, het staat opeens weer helder voor je geest, zooals b.v. de interpellaties in de Eerste of Tweede Kamer, die stereotiep aldus geformuleerd waren: „Is het den minister bekend?”

Je denkt met bitterheid: „Hoe merkwaardig, dat ik nimmer van een interpellatie hoorde of deze te lezen kreeg, die luidde:

„Is het den minister bekend, dat in Nederland, een van geslacht op geslacht hier geboren groep menschen gevaar loopt koelbloedig vermoord te worden, bij een eventueele inval van het Duitsche leger in ons land?”

„Is het den minister bekend en zoo ja, welke maatregelen denkt men dan te treffen, om hen, behalve het Koninklijk Huis en de ministers zelve, op tijd in veiligheid te brengen?”

„Kan de minister ons garandeeren daarvoor schepen ter beschikking te hebben, om deze ter dood veroordeelden, met uitzondering van de dienstplichtigen onder hen, voor den gruweldood te

16