83
kwestie eerst met Volksherstel op te lossen.1 Eind mei 1946 deelde de Directeur OPK per brief aan de afdeling Amsterdam mee niet akkoord te gaan met overplaatsing van de cartotheek naar Den Haag. De meeste joden woonden in Amsterdam en ook het Bureau OPK raadpleegde het intensief en daarom moest de cartotheek voor Amsterdam behouden blijven.2 Medio februari 1947 deelde de afdeling Amsterdam van het NRK aan Burgemeester en Wethouders van Amsterdam mee:
Ons bestuur is steeds van meening geweest, dat de kartotheek van den voormaligen Joodschen Raad, welke thans gebruikt wordt door het Bureau Opsporing Joodsche Personen van het Nederlandsche Roode Kruis, het eigendom der Gemeente Amsterdam is en onzerzijds wordt dan ook geen aanspraak gemaakt op deze kartotheek. 3
Het resultaat van deze commotie was, dat het Informatiebureau van het NRK tot 1 mei 1949 voor joodse aanvragen een filiaal te Amsterdam heeft aangehouden.
Op 6 januari 1946 vond in het gemeentehuis van Westerbork een belangrijke bijeenkomst plaats.4 Aanwezig waren: J. van de Vosse (Informatiebureau van het NRK), Mej. A. Timmenga,
Hoofd ABC te Den Haag, de heer Broek (ABC), de heer Mr. Dr. Wytema, waarnemend burgemeester van Westerbork en de heer Wiersema, waarnemend gemeentesecretaris van Westerbork en chef van het Inlichtingenbureau voor Joden te Westerbork. De vergadering had tot doel om werkafspraken tussen het ABC en het Inlichtingenbureau voor Joden te Westerbork vast te leggen. Er werd besloten dat het Inlichtingenbureau een nieuw kaartsysteem in duplo voor joodse gedeporteerden ging aanleggen, zodat beide organisaties er gebruik van konden maken. Bovendien zou men elkaar van de informatie op de hoogte houden en van de stand van het onderzoek. Maar er werd geen overeenstemming bereikt over de belangrijkste twistappel, welk bureau de verklaringen van vermoedelijk overlijden moest verstrekken. Het wantrouwen zou daarna alleen maar toenemen. Eind januari was er een nieuwe bijeenkomst in Den Haag. De heren Landesberger en Selovsky (deel uitmakend van het het ABC) wilden geen gegevens verstrekken, wel waren ze bereid gegevens te ontvangen. Er ontstond een heftig dispuut over de behandeling van de aanvragen.
Ook dacht het afwikkelingsbureau de aanvragen te beantwoorden. Dit was niet toegezegd. Over de beantwoording was niet gesproken. Westerbork wenscht deze te behouden. (Kennelijk was de bedoeling van de ‘doorzending' de correspondentierelatie van Westerbork over te nemen en Westerbork van de ‘markt' te dringen). De bespreking liep hopeloos vast. Beslissingen werden niet genomen. 5
De gemeente Westerbork besloot dan maar zelf het initiatief te nemen. Medio maart 1946 wordt het voorstel geformuleerd om een ‘gecollationeerd kaartsysteem voor ex-gevangenen van Joodschen
227
228
229
230
231
1
Ibidem. Brief de dato 23 oktober 1945 van de secretaris van het Afdelingsbestuur, Mr. R. Korthals Altes aan de Directeur Bureau voor Oorlogspleegkinderen.
2
Ibidem. Brief de dato 27 mei 1946 van de Directeur bureau OPK aan het bestuur van de Afdeling Amsterdam van het Nederlandsche Roode Kruis.
3
Ibidem, brief de dato 13 februari 1947.
4
Ibidem. Overeenkomst (verslag) tussen het ABC en het Inlichtingenbureau.
5
Ibidem. Verslag bespreking van 22 januari 1946 te ’s-Gravenhage, Afwikkelingsbureau. Aanwezig waren Mej. Timmenga, de heer Broek, wnd. Burgemeester Wytema en de Chef Inlichtingenbureau te Westerbork.