76
Tabel 6.1: de doodsberichten aan de Joodsche Raad van 18 september 1942 tot 17 juni 1943.202
Afkomstig van
Aantal overledenen
percentage
Sicherheitspolizei
220
32%
NIHS
109
16%
Joodse Rabbinaten provincie
57
8%
Jüdische Kultusverenigung Beuten (Silezië)
14
2%
Secretariaat Westerbork
286
41%
Joodsche Raad (Expositur, Oude Schans)
3
0%
Bevolkingsregister
6
1%
Familie
3
0%
698
100,00%
De bewaarde doodsberichten in het archief van de Joodsche Raad geven een beeld van de beperkte informatiestromen over joodse overledenen. Behalve sterfgevallen in de kampen en gevangenissen werden er door de joodse organisaties als NIHS en provinciale rabbinaten ook ‘reguliere’ sterfgevallen opgegeven. In de meeste gevallen werd geen doodsoorzaak vermeld. In een enkel geval werd door de Sicherheitspolizei de doodsoorzaak ‘Selbstmord’ aangegeven.
Terwijl in Auschwitz zelf de administratie onder direct toezicht van de SS stond, werd in de Oppersilezische plaats Beuthen (Poolse naam Bytom) de registratie van overledenen gevoerd door de plaatselijke joodse geloofsgemeenschap. De doden uit het Zwangsarbeitslager Bobrek werden op de joodse begraafplaats ter aarde besteld. De doodsoorzaken werden vermeld, zoals: avitaminose (vitaminegebrek) en allgemeinerphysiologischerSchwache203 De meesten stierven volgens de overlevende Leo Linzer, die de administratie voerde, door een gebrekkige voedingstoestand. Linzer was een Duitse jood die als Jüdischer Schutzhaftling vanaf 1941 in Beuthen verantwoordelijk was voor het begraven van de doden uit het Z.A.L. Bobrek en Mechtal.204 Na de bevrijding nam hij de administratie mee naar zijn Beierse woonplaats Amberg. Door gebrek aan materiaal was het niet mogelijk om voor herkenbare graven te zorgen en evenmin om de namen van de slachtoffers kenbaar te maken. Een met Bobrek vergelijkbare situatie bestond in St. Annaberg, dat ook onderdeel was van de administratie van Auschwitz en in Neukirch bij Breslau. Ook daar kregen de overledenen een graf.205 Overlijdens-gevallen werden door de Lagerführer geregistreerd. Sterfgevallen werden niet administratief verdoezeld. In totaal gaat het om een klein aantal gevallen: 30 dwangarbeiders in Bobrek. Het was kennelijk
202
203
204
De tabel is samengesteld door de auteur, gebaseerd op de berichten afkomstig van de ‘autoriteiten te Buchenwalde’ gericht aan Prof. Cohen gedurende de periode 18 september 1942 tot 17 juni 1943. Vermoedelijk is deze collectie niet geheel compleet, maar er ontbreken slechts enkele exemplaren. Archief IB-NRK, Westerbork (34), aanvr. nummer 2399.
Archief IB-NRK, Kampen en gevangenissen, Auschwitz, aanvraagnummer 152. Het betreft een reeks afschriften van overlijdensaangiften bij de gemeente Amsberg. Een overlevende heeft de aangiftes na de oorlog verzorgd.
Brief d.d. 17 juni 1948 van Leo Linzer, ‘Bayerisches Hilfswerk für die von den Nürnberger Gesetzen Betroffenen, Zweigstelle Amberg’. Ibidem, aanvraagnummer 155. Leo Linzer werd na de oorlog een pionier van het Oostbloktoerisme: ‘Leo Linzer war der erste. Der Amberger Reisebürochef hat als erster Gruppen-reisen nach Polen und in die Tschechoslowakei veranstaltet. Er ist in der Tat ein Pionier des Ostblock-tourismus und einer der Schleusenmeister westdeutscher Reiselust. Er begann unmittelbar nach dem Krieg mit einem klapprigen amerikanischen Omnibus’. DieZeit, nr. 47, 19 November 1971.
Ibidem, aanvraagnummers 2458 en 2459.
205