73
6 De doodstijdingenHoe was het gesteld met de uniformiteit van het misleidingssysteem van de nazi’s over het lot van de gedeporteerde joden? Want niet iedereen verdween in het niets, zoals Frieda Herzenberg-Ettlinger en haar vele tienduizenden lotgenoten in Sobibor. Sommigen overleefden en deden na de bevrijding hun verhaal. Het was beleid was om geen doodsberichten van vermoorde joden aan nabestaanden of autoriteiten te verstrekken, maar in een aantal gevallen gebeurde dit wel. Was dit het gevolg van een bewuste keuze of van een gebrek aan kennis over de bureaucratische consequenties van de Endlösung bij de uitvoerders daarvan? Aan de hand van voorbeelden uit Auschwitz en omgeving zal worden geïllustreerd dat de uitvoeringspraktijk zowel in de tijd als per plaats verschilde.
De familie van de slachtoffers van de razzia’s in Amsterdam (februari 1941) die in de jaren 1941 en 1942 naar Buchenwald en Mauthausen waren getransporteerd kregen van de kampleiding het bericht dat hun dierbaren waren overleden. Zij konden bij de betreffende Aussenstelle van de BdS de bezittingen van hun familielid afhalen. De bedoeling daarvan was om de joodse gemeenschap te intimideren. Vanuit Mauthausen en Buchenwald werden de afgenomen bezittingen naar de betreffende Aussenstelle van de Sicherheitsdienst gezonden.1 In die periode was er nog geen sprake van massale deportatties, maar dat zou vanaf de zomer van 1942 veranderen. Wat waren de consequenties voor de manier waarop het repressieve systeem met de informatie over de overledenen omging?
6.1 Het Standesamt Auschwitz.Nadat de grote deportatietransporten vanuit Nederland naar Auschwitz in de zomer van 1942 op gang kwamen, werd men daar geconfronteerd met een grote groei van de administratieve werkzaamheden. Om het grote tekort aan administratieve arbeidskrachten op te lossen werd er gebruikgemaakt van joodse ‘flexwerkers’. Dit waren vaak gedeporteerde joodse, meestal vrouwelijke gevangenen, die op de kampadministratie werden ingezet. Eén van deze vrouwen was Debora Brandel. Zij was op 23 juli 1942 vanuit Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd en was vanaf september 1942 werkzaam op de afdeling Kommandatur, Politische Abteilung, Standesamt en bleef daar tot de bevrijding van Auschwitz werkzaam. Na de oorlog werd zij door medewerkers van het Informatiebureau van het Nederlandsche Roode Kruis gehoord als belangrijke informatiebron over de gang van zaken in Auschwitz.2 Zij was immers op de hoogte van de werkprocessen in het kamp en met name hoe de administratie was ingericht. Het Informatiebureau stond voor de ontzagwekkende taak om voor alle vermisten de plaats en datum van overlijden vast te stellen en daarbij was kennis van de in Auschwitz gevolgde procedures van het grootste belang. Anders dan in Westerbork, waar de Hulpsecretarie formeel onderdeel vormde van de gemeente Westerbork, was het Standesamt in Auschwitz geheel ondergeschikt aan de Duitse kampleiding. Westerbork was een Judendurchgangslager en had geen taak om joden massaal te vermoorden. Het vergassen van joden (en hen op andere wijze vermoorden) was de core business van Auschwitz. De vernietigingsoperatie was streng geheim en als gevolg daarvan had de SS (Politische Abteilung) de totale controle over de administratieve processen.
194
195
1
Een voorbeeld daarvan is terug te vinden in de uitgebreide correspondentie tussen de vader van Siegfried
2
Goudeket en de Lagerkommandatur van Buchenwald in dossier EU-persoonsdossier 17.307, IB-NRK. Archief IB-NRK Westerbork (34) aanvraagnummer 544.