72
de Zentralkartei en geretourneerd aan het Hulpsecretariaat. Medewerkers van de Joodsche Raad voor Amsterdam hadden geen directe toegang tot de gegevens van de Zentralkartei. Wel kon er per geval informatie worden opgevraagd door het secretariaat Westerbork van de Joodsche Raad aan de Lijnbaansgracht 366 (Amsterdam). De uitwisseling van informatie tussen Amsterdam en Westerbork was door de afstand onderhevig aan vertraging, nog afgezien van de belemmerende maatregelen die de Duitse autoriteiten konden instellen om de communicatie te belemmeren. Tussen de Zentralkartei en het hulpsecretariaat in Westerbork zal de informatie-uitwisseling vermoedelijk sneller en efficiënter zijn geweest.
De achterstanden die ontstaan waren in de bevolkingsboekhouding waren echter groot. In de periode juli-december 1942 waren 38577 joden gedeporteerd. Met de kleine personele bezetting van de Hulpsecretarie, bestaande uit de ambtenaren Molhuijsen en van Donselaar, en de oude kampbewoners Joel en Fried, kon een dergelijke achterstand niet binnen een redelijk termijn worden ingehaald. De hiaten als gevolg van de administratieve discontinuïteit waren bijna onherstelbaar groot. Het was het Inlichtingenbureau voor joden te Westerbork en later het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis dat na de oorlog de reparerende taak moest gaan verrichten.
5.6 Eindbeschouwing deportatielijstenDe systematiek van de eerste transporten was gebaseerd op de oproepen. De koppeling tussen oproepnummer en transportlijst werd geleidelijk in 1942 losgelaten. Begin oktober 1942, toen de werkkampen werden leeggehaald, werd de koppeling niet meer gemaakt. Opvallend is de uniformiteit van de lijsten gedurende de Sobibor-periode qua uiterlijke vorm en vermelde gegevens, maar ook in de werkwijze van het Hulpsecretariaat, zoals door de aantekeningen op de lijsten wordt gedocumenteerd. Dit geeft aan dat er toch een gestandaardiseerde werkwijze in de administratie was ontstaan. De administratieve continuïteit was sterk aangetast door de in 1942 ontstane achterstanden en onvolledigheid van aan de gemeentes geleverde gegevens. In het administratieve proces dat ten grondslag lag aan de deportaties was sprake van een toenemende integratie van de werkzaamheden van het Hulpsecretariaat en de Zentralkartei.
Het repressieve systeem van de Duitsers verbrak de communicatielijnen van de Joodsche Raad met Westerbork regelmatig. De organisatorische continuïteit van de Joodsche Raad werd door maatregelen van de bezetter voortdurend ondergraven. De bestemming van de transporten werd geheim gehouden. De Joodsche Raad kon alleen via haar inspecteurs in Westerbork constateren dat iemand niet meer aanwezig was: ‘vermoedelijk op transport’. Toch staat op vrijwel alle Joodsche Raadwerkkaarten in rode letters de deportatiedatum geschreven. De definitieve deportatiedata werden pas na een controleproces van maanden vastgesteld. Uit het voorstaande moet worden geconcludeerd dat de deportatiedata pas na de bevrijding op de Joodsche Raadkaarten zijn genoteerd. Want pas toen konden alle deportatie gegevens worden gereconstrueerd en verwerkt.