49
geacht een bijzondere verdienste te hebben. Ze werden geïnterneerd in het kasteel ‘De Schaffelaar’ in Barneveld en toen dat na enige tijd te vol raakte in een grote villa niet ver daarvandaan, ‘De Biezen’ in het aangrenzende Ede. Maar op 29 september 1943 werd deze bevoorrechte groep overgebracht naar Westerbork.1 Later volgde deportatie naar Theresienstadt. Vervolgens werd een aantal naar Auschwitz vervoerd, waar zij omkwamen.2
De Blauwe Ruiters (Protektions- und Angebotsjuden) bestond uit een klein aantal joden die om hun bijzondere verdiensten en door hun bruikbaarheid voor de bezetter vrijgesteld waren van het dragen van de ster. Het waren veelal joden die collaboreerden en lid waren van de NSB.3 In hun persoonsbewijs stond de zwarte J gestempeld, maar met de aantekening 'Nur vom Tragen des Juden-sterns bis auf Widerruf befreit.' De term Blaue Reiter verwees naar de registratie bij de Rijksinspectie voor Bevolkingsregistratie en de Zentralstelle. De zwart-witte J-Ruiter werd voor deze kleine groep van enkele tientallen personen vervangen door een blauw-witte J-aanduiding.4
3.3.8 De laatste vrijstellingen: Ausnahme-Bescheinigungen
In de zomer van 1943 was reeds een zeer groot deel van de Nederlandse joden gedeporteerd. Dit betekende dat het bestaansrecht van de Joodsche Raad voor een evenredig deel was aangetast en dat veel Joodsche Raadfuncties en de daaraan verbonden Sperres werden opgeheven. De auteur Wielek (pseudoniem van W. Kweksilber) werd op 26 juli 1943 vrijgelaten uit Westerbork.5 In zijn relaas van die dag komt de groep met een Ausnahme-Bescheinigung aan de orde.
Ik kreeg mijn ontslagbewijs; overmorgen ga ik terug naar Amsterdam. Meer verlangen dan naar mijn collega's heb ik naar mijn vrouw. Heel veel collega's kan ik overigens twee dagen voor mijn vertrek nog in Westerbork begroeten: een transport uit Amsterdam met 450 personen. Zij waren haast allemaal in het bezit van de befaamde Ausnahme-Bescheinigung. Zij zouden op grond van dit nog geen maand geleden verkregen papiertje gevrijwaard zijn tegen alle mogelijke politie-acties. Na 20 juni 1943 was Aus der Fünten van mening, dat er toch nog een klein Joodsch Raadje moest blijven bestaan. Te vlug mocht de hele zaak niet worden geliquidieerd. Wat zou anders de Zentralstelle met haar vele ambtenaren moeten beginnen? Sluzker kreeg het gedaan dat 170 mensen het laatste restant van de Joodsche Raad gaande mochten houden. De 170 kregen een Ausnahme-Bescheinigung, en er lag gelukkig weer een lijst bij de Zentralstelle. Zoals veldheren na de overwinning, vermoeid van de gevechten, ging Aus der Fünten, kort na de 20ste juni, met vacantie; Wörlein behartigde zijn zaken. Wörlein was minder geslepen dan zijn chef, liet zich bepraten en stond verdere Ausnahme-Bescheinigungen toe, zodat, toen Aus der Fünten terugkwam, er heel wat meer dan 170 medewerkers van de Joodsche Raad in het bezit van dit papier waren, een reden voor den hogen chef, om in woede uit te barsten. Een tweede reden voor zijn verontwaardiging was, dat er eind Juni uit het gebouw van de Zentralstelle für jüdische Auswanderung 22 gearresteerde joodse onderduikers waren ontsnapt; de schuld werd niet ten onrechte aan employees van de Joodsche Raad gegeven, die des nachts in dit gebouw van de voormalige christelijke HBS toezicht op de bagage moesten houden. De schade moest hersteld worden - en het eind van het lied was, dat er een willekeurige groep van Ausnahme-Bescheinigung-bezitters door de S.D. afgehaald en in de trein naar Westerbork gezet werd. Onder deze 450 waren er, die net twee weken geleden uit Westerbork waren ontslagen.
De laatste groep Joodsche Raadmedewerkers kwam terecht op uitzonderingslijsten, en hadden als bewijs hiervoor een document: de Ausnahme-Bescheinigung. Op de Joodsche Raadwerkkaart werd aan de bovenkant de ‘Au-Be’ vermeld, met een rode omlijning. Zie hiervoor de kaart van Otto Abeles.
150
151
152
153
154
1
Archief IB-NRK, Westerbork, aanvraagnummer 124. De uit Barneveld afkomstige personen staan op de
2
lijsten niet apart vermeld.
3
L. de Jong, Het Koninkrijk, Gevangenen en gedeporteerden, deel 7, 704.
4
Chris van der Heijden, Joodse NSB'ers. De geschiedenis van Villa Bouchina (Utrecht 2006) 45. Stuldreher, De legale rest, 170.
5
Hij werd als gemengd-gehuwde vrijgelaten omdat hij zich had laten steriliseren.