17
2.4 De afdelingen van de Joodsche Raad in Amsterdam en Westerbork1De organisatie van de Joodsche Raad was voortdurend blootgesteld aan het onvoorspelbare, maar gerichte geweld van de bezetter. In de organisatorische, administratieve en personele continuïteit werden voortdurend gaten geslagen. Door nieuwe initiatieven probeerde men in te spelen op de steeds veranderende situatie. Zo ontstonden er binnen de Joodsche Raad als reactie op de steeds weer nieuwe maatregelen nieuwe afdelingen, die de nood onder de joden probeerden te lenigen.
Sinds de zomer van 1942 waren de afdelingen Emigratie en Hulp aan Vertrekkenden (HAV) gevestigd in het pand Lijnbaansgracht 366. De ‘afdeling Lijnbaansgracht’ bestond uit voormalige advocaten, bankmedewerkers en accountants, die als referenten (juridische adviseurs) in dienst waren. De ingevulde emigratieformulieren werden door meer dan honderd typistes uitgetypt, waarna deze werden gecontroleerd door ca. 50 personen met een juridische, zakelijke- of accountancy achtergrond.2 Emigratie behandelde de aanvragen voor het verkrijgen van het Palestinacertificaat en stond onder leiding van Gertrud van Tijn.
De speciale Kampafdeling ressorteerde onder HAV en was gevestigd op het adres Oude Schans 74. Op de Joodsche Raadkaarten staat ‘Oude Schans’ vermeld als de kampafdeling wordt bedoeld. Afdelingen werden vaak aangeduid met het adres waar zij gevestigd waren. De formele taak van de kampafdeling betrof logistiek: de verzorging van Westerbork in de ruimste zin van het woord: magazijnen, werkplaatsen en klinieken. Men sorteerde en repareerde er tweedehands kleding, zond goederen naar Westerbork en controleerde retourzendingen. Er waren op het hoogtepunt van de activiteiten eind 1942 ongeveer 300 medewerkers in dienst. De leiding was in handen van C. Blüth, ‘chef afdeling IV Lager Westerbork en IVa HAV’. Hij was ook bestuurslid Oude Schans 74 (vermelding Joodsche Raadwerkkaart). Carl Blüth was formeel alleen verantwoordelijk voor de logistiek, maar had zich ontwikkeld tot een belangrijke contactpersoon tussen de Joodsche Raad in Amsterdam en de Duitse autoriteiten in Westerbork. Op grond van zijn functie kon hij de kampen zelf bezoeken en door zijn goede persoonlijke contacten met de corrupte SS wist hij voor anderen bepaalde voordelen te verkrijgen. Hij zette zich niet alleen in voor de materiële behoeften van de bewoners van Westerbork, maar bemoeide zich ook om mensen in bepaalde functies te laten benoemen zodat zij recht kregen op een Sperre. Wielek schreef:
...soms komen ook anderen om een kort bezoek aan het kamp te brengen, zoals Blüth of Sluzker. Kortaf is Blüth, cynisch menig keer en uit de hoogte. Beminnelijk, meer zwijgend dan sprekend, vriendschappelijk: Sluzker. Bij den commandant kan Blüth meer bereiken. Bij Aus der Fünten: Sluzker.3
Het onderstreept het grote belang van persoonlijke relaties en informele contacten om bepaalde belangen te kunnen behartigen. Procedures en verordeningen vormden een woud aan regels, maar het informele en corrupte karakter van het onderdrukkingsapparaat maakte deals mogelijk tussen de onderdrukker en de onderdrukten. Ook hier geldt weer dat de documenten slechts een klein deel van de werkelijkheid weergeven. De invloed van de persoonlijke connecties vinden we er niet in terug. In
38
39
40
1
Er was ook een afdeling van de Joodsche Raad in Kamp Vught. Om redenen van ruimte laten we Kamp Vught hier buiten beschouwing. Bij het NIOD bevinden zich lijsten en cartotheken met betrekking tot Kamp Vught.
2
L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Deel 5, Tweede Helft, 1051.
3
H. Wielek, De oorlog die Hitler won (Amsterdam 1947) 244.