HET DREINERIGE STRAATJE STAAT JUIST OP HET PUNT OM in huilen uit te barsten. Misschien beseft het zelf, dat het de treurigste straat is, die er bestaat — met de afgrijselijke, vervelend gelijkmatige huisjes, door de weinig fantasievolle bouwmeesters van een dertig jaar geleden netjes op een rij gezet. Maar het is er keurig: onder de onberispelijke bewoners blinken uit een tandarts met een Amenkaansch diploma, een natuurgeneeskundige met veel toeloop en een patriarchale grijsaard met witte slobkousen en vorstelijke manieren. Vooral de laatste kan bijna een pronkstuk genoemd worden, want van hem gaat de sage, hoe hij in lang vervlogen tijden als hooge politieautoriteit feestelijke optochten te paard begeleidde. Deze representatieve persoonlijkheden echter nemen met de zwaarmoedigheid van het buurtje weg.
Juist op dien middag, dien vagen, als uitgevlekten middag, lijkt het zoo saai, dat zelfs de altijd iets interessants ontdekkende echtgenoote van den meneer in ’sokophouders en gros’ met weet waar ze heen moet kijken, en uit verveling naar de lucht tuurt. Net wil ze onvoldaan het gordijn dicht trekken, als een zonderling, klaroenachtig geluid haar snel van gedachten doet veranderen.
Een reusachtig gevaarte buldert het straatje in, voorafgegaan door een in glanzend gesteven wit gekleeden sprookjesbakker. Het monsterlijke voertuig bestaat eigenlijk uit twee deelen: een Fordje en daarachter een soort glazen kooi, waarin een opgewekt bedrijf met wafelijzers heerst. De sprookjesman zwaait onder uitnoodigende gebaren met proefpakjes van het broze gebak, terwijl het klaroengeschal deuren en vensters doet opengaan.
En aldus geschiedt het wonder: menschen die nooit en nimmer 'aan de deur’ koopen (hetgeen met klem op kartonnen bordjes duidelijk wordt medegedeeld), openen hun harten voor de goudgele wafels, die in den huiselijk ingerichten auto bereid worden. Iedereen neemt een pakje, en zelfs de indrukwekkende grijsaard, die eens hoog te paard gewichtige functies uitoefende, koopt met een grootvaderlijken glimlach net als een gewoon sterveling.
Meer en meer komt het straatje in een nooit gekenden koortsachtigen