ken. Het is jammer, dat men zelden op het goede oogenblik gevoelig-grappig en geestig-droog kan zijn. — De nacht die volgt op een vervelende situatie vallen je soms prachtige gezegden in, die tintelen van geest en gevatheid en boven de dingen staan. Nu valt je niets beters in dan de radio aan te zetten — het domste, wat je juist kon doen. Er valt iets uit, dat als „Spieluhr und Puppentanz" (J, Sche-bek) aangekondigd wordt en dat in zijn suikerzoete klokkenbelletjes luchtigheid erg slecht bij je sombere stemming past. Je rukt de stop uit het contact of je hem vermoorden wil en je zou wel overal de stop uit willen trekken, uit stofzuigers, mattenkloppers, uit zingende en ruzie makende menschen van 1 en 2 hoog, aan weerszijden. En je betreurt het alleen, dat er aan alles niet zoo'n radiostop zit, waar je ten eerste je woede een beetje op koelen kimt en ten tweede weldadige stilte mee te voorschijn roept.
De mevrouw van één hoog bijvoorbeeld, waar je langs moet om de deur uit te komen, zou met een stop die men verwijderen kan, nu niet zoo afschuwelijk heftig en ordinair door kunnen kakelen tegen een bloemenman, die haar 30 narcissen voor 6 cent tracht te ver-koopen. Dertig goudgele licht-narcissen voor