drijven door te vertellen, hoe duur dat zilver in zijn tijd wel geweest is, ook niet met tranen in de oogen verzekeren, welk een familiegeluk het zilver heeft meegemaakt. Men krijgt eenige guldens en een „briefje”, een voorwerp, dat veel in de portemonnaie van verdronken lieden wordt gevonden, — het ondergoed is dan van grauw tricot en alles is gewoon, mond gewoon, neus gewoon, „postuur” gewoon. Alleen ontbraken er altijd wat tanden en kiezen in boven- of onderkaak — het bezit van één of meer gouden tanden zou misschien een triest politie-bericht minder gebracht hebben. Alles heeft verband met elkaar onder de zon en de sterren van deze wereld — alles....
Men eet nu met rare lichte dingen, die overdreven glimmen en overdreven gelijkmatig zijn — vooral de vorken. Het is heerlijk een zilveren vork te hebben, met een beetje ongelijke en gesloten tanden — maar de steel is zwaar en sterk met groote keuren en die zegt „eet maar lekker”. Die vork heb ik nu niet meer, en het is vreeselijk sentimenteel gevoelens te krijgen ten opzichte van een vork, het is heelemaal vreeselijk sentimenteel te zijn of te worden — het is een vies, week gevoel, goed voor een dik, rozig soort menschen, die