gekeken. Doch daar waren alleen u en ik aanwezig — u en ik met onze kleintjes koffie en onze verveling in de eerste der beide genoemde gelegenheden (de fatsoenlijke natuurlijk). — En de kennissen van u en mij met hun slippertjes en dure slechte consumpties trachtten in een klatergoud omgevinkje hun verveling te verdrijven door zich te verbeelden dat ze reuze-fuifnummers waren. Dat weten wij nu toch wel — u en ik en onze kennissen zijn nu eenmaal geen helden of heldinnen.
Rondgekeken en gezocht heb ik genoeg — soms heb ik werkelijk even gedacht, daar heb je beet, om het hengelaarsachtig te zeggen....
In de le klasse van dat luxueuse schip meende ik in het begin den heelen dag „beet te hebben”. Zoo op het eerste gezicht wemelde het van helden of heldinnen uit onderhoudende filmachtige, een beetje gedurfde romans. Over een der dames ging b.v. de legende rond, dat ze 's avonds echte parels op haar schoenen droeg en cigaretten rookte met haar wapen erop (een wapen althans). De ontzettend duistere uitdrukking, die haar gezicht vertoonde, wanneer ze de aldus veredelde narcotica uit een lang pijpje voor zich heen blies, gecombineerd met een haarnuance, die