dat er voor mij geen stukje pudding meer overbleef. „Hoewel, je maakt het beste pudding met wat meer eieren en aan melk moet je ook nooit sparen. Lien uit de derde van de H.B.S. was zoo oud als ik en ik zat in de eerste en naar aanleiding van dit feit kwam stereotyp de medelijdende vraag: „Zijn haar (met de vinger naar mij wijzend) proefwerken nog altijd zoo slecht?" Soms ging ik opzettelijk woest met de sauskom zwaaien, opdat Anks en Liens en Tante's provinciaal-stijve, kraakheldere, met veel stijfsel gesteven japonnen per ongeluk een paar bruine jusvlekken zouden krijgen. „Wat is dat kind toch onhebbelijk wild en ongemanierd" — ze waren doodsbang voor jusspatjes. Eigenaardigerwijze bleef de vermaning van mijn vader zeer mat, terwijl hij anders bijna overdreven op goede tafelmanieren lette. Mijn vader nam ongeveer evenveel notitie van Tante en nichten, of ze een hinderlijk soort gramofoon waren of een radio, die men uit beleefdheid niet kan afzetten, hoe onuitstaanbaar de swing en het jazz en verdere onderhoudende muziek ook zijn mogen. Soms trok hij even onwillig zijn mondhoeken naar beneden — bij hem teeken van uiterste geprikkeldheid — als Lientje en Ank en Tante Cor niets dan onaangename dingen