Er zijn dagen, die zo heel erg zonder perspectief beginnen. Van de nacht wil ik niet eens spreken, de nacht die eindeloos was en waar verschillende volgens de prospectussen totaal niet schadelijke, doch zeer weldoende slaapmiddelen der Farben- und Chemikalien-Industrie mee te maken hadden: ‘Der Patiënt erwacht vollkommen frisch und wie neugeboren’ staat in de gebruiksaanwijzing. Jawel - wie neugeboren! Met een bonzend hoofd en rare streepspiralen voor je brandende, doodvermoeide ogen moet je nog ‘goeiemorgen’ brommen. Dat hoort er zo bij - elke nieuwe dag behoort men zijn familie en huisgenoten een vriendelijk ‘goeiemorgen’ te wensen. Je brave, met een achturige ongestoorde slaap gezegende huisgenoten! Ze vinden je een mispunt, dat kan je zo zien; een humeurig, bleek, onaangenaam mispunt. Ik vind mezelf ook een mispunt. En wat zou je graag blijmoedig en vrolijk de nieuwe dag willen beginnen. Wat zou je met verheffende tevredenheid als Cor Ruys willen zingen: ‘Ik zing, ik zing mijn morgenlied.’ Maar je verwenst het morgenlied van de dienstbode van twee hoog, die al stofzuigende uitgalmt: Tch bin ja heut’ so glücklich, so glück-lich.’ En je verwenst de radio’s van de andere buren, en hun pianospelen en matten kloppen en ruzies over de pluizen, die van de ene veranda op de andere terechtkomen.
86